Onderzoek naar Rijm

 

Beginrijm/alliteratie: Er is een klankovereenkomst van de beginmedeklinkers. Het gaat om beklemtoonde medeklinkers die hetzelfde zijn.

Voorbeeld uit “Drie Vrienden” van Adriaan de Roover:

Drie vrienden gingen elk hun weg

En luister wat ik van hen zeg:

Een gaf zijn geld aan geld en graan

Maar bij zijn graf bleef niemand staan.

 

Eindrijm: De woorden op het eind van een versregel rijmen op elkaar. Er zijn drie soorten eindrijm: mannelijk of staand rijm, vrouwelijk of slepend rijm en glijdend rijm. Bij mannelijk rijm volgt er geen andere lettergreep na de lettergreep met de klemtoon. Bij vrouwelijk rijm volgt na de lettergreep met de klemtoon één lettergreep die geen klemtoon heeft en bij glijdend rijm volgen nog twee lettergrepen zonder klemtoon.

 

Voorbeeld mannelijk rijm uit “Nazomer” van Nico Verhoeven:

Lang voor het verdorrende seizoen beginnen moet,

Speuren haar scherpe ogen naar de onderhuid

De bloemen van haar bloed schreeuwen haar kleuren uit.

Ze gaat uitdagender dan ooit van hoofd tot voet.

 

Voorbeeld vrouwelijk rijm: “Maar jij” van Hans Hagen

Verre doden kan ik tegen

Stemmen niet gehoord

En samen ooit gezwegen

Maar jij

 

Voorbeeld glijdend rijm uit “ Gedichten” van G. Gezelle

Noch zullen zulke u hinderen,

Die, gierig tot der dood, hun minderen,

Verschalken …

 

Assonantie/klankrijm: de beklemtoonde klinkers zijn dezelfde.

Voorbeeld uit “Poezie I” van M. Nijhoff:

En van de daken juicht het luid bazuinen.

 

Rijmschema: De manier waarop de rijmwoorden aan het eind van de versregels geordend zijn. Er bestaan verschillende rijmschema’s zoals gepaard rijm, gekruist rijm, omarmend rijm, springend rijm en slagrijm.

 

Voorbeelden

 

Gepaard rijm uit: “Tuintje” van Edward van den Vendel

En kammen het gras, (a)

Make-uppen de randjes langs het terras: (a)

Overal plantjes met lippenstiftkleuren, (b)

Overal bloemen met bloemetjesgeuren. (b)

 

Gekruist rijm uit: “Verzamelde gedichten” van H. Marsmann

Dit is haar graf, onder de jonge linden (a)

Vergaan haar handen en haar zachte ogen. (b)

Moet men geloven dat wie haar beminden (a)

Haar eens hervinden en herkennen mogen? (b)

 

Omarmend rijm uit: …. Van B. Aafjes

De wereld scheen vol lichtere geluiden (a)

En een soldaat sliep op zijn overjas (b)

Hij droomde lachend dat het vrede was (b)

Omdat er in zijn droom een klok ging luiden. (a)

 

Springend rijm uit VW , dl 1, 1982, van M. Nijhoff:

De wereld is te groot en oud voor dit (a)

spel van het jonge hart, en het verdriet (b)

van ’t avondgrauwen dringt onze ogen binnen (c)

 

En als ik straks naast haar bij het haardvuur zit, (a)

zie ‘k door de vensters in een zwart gebied (b)

en hoor den nachtwind gieren langs de tinnen. (c)

 

Slagrijm uit “Het fluitketeltje” va n Annie M.G. Schmidt

Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis (a)

En het keteltje staat op het kolenfornuis, (a)

Het fluit en het fluit en het fluit. (a)

Wij houden het echt niet meer uit…Jullie? (a)